
Jurisprudentie
AD4831
Datum uitspraak2001-10-25
Datum gepubliceerd2001-10-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers135018/KGZA 01-872
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers135018/KGZA 01-872
Statusgepubliceerd
Uitspraak
135018/KGZA 01-872 25 oktober 2001
V O N N I S van de president
van de arrondissementsrechtbank
te Utrecht in het kort geding van
1. de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
KLM CATERING SERVICES SCHIPHOL B.V.,
statutair gevestigd te Schiphol,
2. de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
PROREST CATERING B.V.,
statutair gevestigd te Schiedam,
3. de vennootschap onder firma
CATERING COMBINATION FOR TRAINS B.V. i.o.,
gevestigd te Haarlem,
e i s e r s,
procureur: mr. B.F. Keulen,
advocaat: mr. P.N. van Regteren Altena te
Amsterdam.
- t e g e n -
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
N.S. INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
g e d a a g d e,
procureur: mr. S.T. Bennebroek.
Het verloop van het geding
1.1. Eisers, hierna ook respectievelijk 'KLM' (eiseres sub 1), 'Prorest' (eiseres sub 2) en 'CCfT' (eiseres sub 3) te noemen, hebben gedaagde, hierna ook 'NS' te noemen, in kort geding gedagvaard. Op de dienende dag, 10 oktober 2001, hebben eisers van eis geconcludeerd overeenkomstig het exploot van dagvaarding, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Eisers hebben hun vordering toegelicht, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.3. NS heeft daarop verweer gevoerd, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.4. Ten slotte is vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
2.1. Tussen NS enerzijds en KLM en Prorest anderzijds is ingevolge een openbare aanbestedingsprocedure een overeenkomst tot stand gekomen betreffende de levering van cateringdiensten op een door NS geëxploiteerde internationale treinverbinding tussen Amsterdam en Keulen vice versa, zulks voor een periode van drie jaar ingaande 5 november 2000, met welk doel is besloten tot de oprichting van CCfT
2.2. Overeengekomen is dat de exploitatie van de restauratie voor rekening en risico van CCfT was, met dien verstande dat CCfT namens NS aan alle 1e-klas reizigers een drankje en een versnapering aanbood waarvoor aan NS steeds een (nadien te indexeren) bedrag van ƒ 5,75 in rekening kon worden gebracht.
2.3. Door NS is een conceptovereenkomst opgesteld (d.d. 20 december 2000), waarvan artikel 5.1 luidt:
"De exploitatie van de restauratie vindt plaats voor rekening en risico van CCfT en zal er voor deze dienstverlening geen enkele financiële compensatie plaatsvinden.".
2.4. Artikel 5.3 van de conceptovereenkomst luidt:
"De prijs van de 1e klasservice is gebasseerd op het geprognotiseerde aantal internationale reizigers. Die prognose luidt bij de aanvang van de overeenkomst als volgt:
Aantal internationale 1e klas reizigers
2000 30.000
2001 180.000
2002 187.740
2003 146.860
totaal 544.600
Wanneer het aantal internationale 1e klas reizigers 10% hoger of lager is dan verondersteld binnen een termijn van 1 jaar zal er sprake zijn van een compensatie regeling. (…)".
2.5. Artikel 5.8 luidt:
"De CCfT zal maandelijks achteraf de verstrekkingen op basis van werkelijk geleverde eenheden bij NS(…) in rekening brengen.
Betalingen zullen plaatsvinden binnen 30 dagen na ontvangst van de facturen.".
Het geschil en de beoordeling
3.1. Eisers vorderen veroordeling van NS tot betaling van ƒ 1.320.313,64, althans van een in goede justitie te betalen voorschot op het hun toekomende bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die van de voldoening. Zij voeren ter ondersteuning van hun vordering aan dat zij in verband met de door hen geleverde catering in de periode van 5 november 2000 tot en met 13 mei 2001 tot genoemd bedrag facturen hebben gezonden maar dat NS deze tot op heden ondanks aanmaning onbetaald heeft gelaten. Eisers hebben zich genoodzaakt gezien, zo voeren zij aan, de overeenkomst per 13 mei 2001 te beëindigen, omdat NS toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst, ten gevolge waarvan zij schade hebben geleden. Zo heeft NS, aldus eisers, de verbinding niet doorgetrokken naar Schiphol zoals was overeengekomen en was de aan boord van de treinstellen aanwezige apparatuur regelmatig defect, ten gevolge waarvan CCfT niet in staat was haar diensten op juiste wijze aan te bieden.
Eisers hebben de door hen aan NS gezonden facturen in een aantal categorieën verdeeld:
a. verstrekkingen eerste klas tot een bedrag van ƒ 638.543,93, betreffende de periode 5 november 2000 tot en met 13 mei 2001;
b. kosten proefbedrijf ten bedrage van ƒ 38.330,99, welke kosten door derden aan CCfT in rekening zijn gebracht en CCfT kan doorbelasten aan NS;
c. ƒ 65.896,87 terzake van afschrijving van trolleys, die CCfT voor de opdracht van NS heeft aangeschaft;
d. ƒ 28.850,90 terzake van door een derde, Duitse cateraar (Mitropa) aan CCfT in rekening gebrachte kosten, noodzakelijk geworden doordat CCfT enkele malen door het inwisselen van treinstellen niet in staat was haar uitrusting en apparatuur aan boord van (niet door haar gecaterde) treinen te brengen;
e. kosten van verlies van servies (ƒ 10.159,86) ten gevolge van de omstandigheid dat NS regelmatig (vaker dan overeengekomen) treinstellen verwisselde;
f. kosten van be- en ontlading in Duitsland (ƒ 50.820,24), eveneens ten gevolge van het frequent uitwisselen van treinstellen;
g. ten gevolge van problemen die bij het instandhouden van de verbinding rezen hebben eisers tot een bedrag van ƒ 458.678,49 aan NS toe te rekenen schade geleden, welk bedrag eveneens bij twee facturen aan NS in rekening is gebracht.
3.2. NS voert verweer. Op dat verweer en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunten nog hebben aangevoerd zal in het hiernavolgende worden ingegaan.
3.3. In de eerste plaats wordt het verweer van NS, dat eisers onvoldoende spoedeisend belang bij hun vordering hebben, verworpen. Voldoende aannemelijk is geworden dat eisers, zoals zij hebben aangevoerd, mede gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag in liquiditeitsproblemen dreigen te geraken indien de - inmiddels aanhangig gemaakte - bodemprocedure moet worden afgewacht.
3.4. In beginsel is juist dat, zoals NS heeft aangevoerd, uit de overeenkomst - partijen zijn het er over eens dat de conceptovereenkomst van 20 december 2000, behoudens enkele aanmerkingen van de zijde van eisers op het concept bij brief van 23 januari 2001, als overeengekomen heeft te gelden - volgt dat de exploitatie van de catering voor rekening en risico van CCfT zou zijn en dat NS daarbuiten zou blijven. Indien CCfT echter op grond van de overeenkomst gerechtvaardigde verwachtingen mocht hebben omtrent de omstandigheden waaronder zij haar cateringdiensten zou kunnen aanbieden - aan de hand van welke omstandigheden zij in het kader van de aanbestedingsprocedure haar offerte had gebaseerd - kan NS daaraan worden gehouden en dient zij aan eisers de schade te vergoeden voor zover die het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming in dat kader harerzijds.
3.5. Zo heeft NS op zichzelf niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat in de treinstellen aanwezige apparatuur regelmatig defect was, dat treinstellen vaker dan voorzien werden gewisseld en dat het, anders dan overeengekomen, uiteindelijk niet, althans niet tijdig, mogelijk bleek de verbinding van Keulen naar Amsterdam door te trekken naar Schiphol. In dit verband zij nog overwogen dat er tussen partijen ook besprekingen en briefwisselingen zijn geweest naar aanleiding van gebleken problemen en dat er gesproken is over compensatie door NS van tegenslagen die redelijkerwijs niet (geheel) voor risico van eisers konden blijven.
3.6. Dit kort geding leent zich echter niet voor beantwoording van de vraag in hoeverre afwijkingen van de uitgangspunten van de overeenkomst schade aan de zijde van eisers hebben opgeleverd en in hoeverre die opgetreden schade aan NS kan en moet worden toegerekend. Daarvoor is een onderzoek naar de feiten noodzakelijk waarvoor thans geen plaats is. Voor zover de vordering van eisers is gebaseerd op de hiervoor onder d tot en met g gemelde facturen kan deze derhalve niet worden toegewezen. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is immers noodzakelijk dat het bestaan en de omvang van een vordering in voldoende mate aannemelijk is. Dat is met betrekking tot laatstgenoemde facturen niet het geval. Bovendien heeft NS gesteld dat zij schade heeft geleden ten gevolge van de voortijdige beëindiging van de overeenkomst door CCfT.
3.7. Voor zover de vordering is gebaseerd op de hiervoor onder b en c genoemde facturen is dat onderdeel van de vordering eenzelfde lot beschoren. Partijen verschillen van mening over de vraag wat er is afgesproken met betrekking tot de - buiten het kader van de overeenkomst vallende - kosten van het proefbedrijf en elk van partijen stelt de leverancier van de trolleys daarvoor te hebben betaald.
3.8. Tegen het onderdeel van de vordering met betrekking tot de eersteklasverstrekkingen heeft NS ten verwere aangevoerd dat de door CCfT verzonden facturen een voorschotkarakter hebben, terwijl daarentegen afgesproken was dat de facturen maandelijks achteraf zouden worden opgesteld op basis van daadwerkelijk geleverde eenheden (verstrekkingen per reiziger).
3.9. Uit artikel 5.3 van de conceptovereenkomst, zoals hiervoor geciteerd, blijkt dat partijen met betrekking tot de onderhavige periode bij het aangaan van de overeenkomst zijn uitgegaan van 15.000 reizigers per maand (30.000 gedurende november en december van het jaar 2000 en 180.000 gedurende 12 maanden in 2001). Uit het door NS als productie 19 overgelegde overzicht van het aantal grensoverschrijdende reizigers blijkt een aantal van in totaal 74.106 reizigers in de contractperiode (november 2000 tot en met 13 mei 2001, met welk aantal - vermenigvuldigd met ƒ 5,75 - een bedrag correspondeert van ƒ 426.109,50.
Hoewel partijen van mening verschillen over het precieze aantal verstrekkingen in de desbetreffende periode - mogelijk is dat, zoals NS heeft aangevoerd, minder geweest dan het aantal reizigers - is naar het oordeel van de president voldoende aannemelijk dat aan eisers uit dien hoofde in ieder geval een bedrag van ƒ 400.000,- toekomt. Het bestaan en de omvang van de vordering is, temeer nu NS zich ter zake niet heeft beroepen op een recht tot verrekening met de door haar ten gevolge van de beëindiging van het contract door CCfT geleden schade, derhalve tot laatstgenoemd bedrag voldoende aannemelijk en in zoverre toewijsbaar.
3.10. Nu elk van partijen deels in het (on)gelijk is gesteld zullen de proceskosten tussen hen gecompenseerd worden.
De beslissing
De president:
4.1. veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen, des dat betaling aan de een bevrijdend is ten opzichte van de andere, ƒ 400.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2001 tot de dag van voldoening;
4.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3. wijst af het meer of anders gevorderde;
4.4. compenseert de kosten van dit geding in dier voege dat elke partij de hare draagt.
Aldus gewezen door mr. H.J. Schepen, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2001.